EEN PARISIENNE IN KONTICH, 1860

Een van de blikvangers van ons Kontichs museum is ongetwijfeld de "Parisienne". Het is een aankleedpop in Louis Philippestijl (1830-1848), met verschillende accessoires. Zij prijkt met heel haar garderobe in een aparte toonkast.

Griet Kockelkoren (*), een studente van de Academie voor Schone Kunsten, opleiding conservatie en restauratie, bestudeerde deze pop tijdens het academiejaar 2001-2002, in haar eindwerk 2e meestergraad C/R Textiel. Ze maakte er een uitvoerige beschrijving van met daarbij een volledig verslag van elk van haar kledingstukken.

Hiervoor deed ze een kunsthistorisch onderzoek en kwam tot de conclusie dat deze pop in Frankrijk tussen 1860 en 1890 is vervaardigd. De meeste van haar kledingstukken en attributen zijn zeer typisch voor deze periode. Ook het feit dat ze al deze kledingstukken bij zich heeft, is zeer kenmerkend voor dit soort poppen.

 

Pop met hoofd en handen in porselein, lichaam in wit leder. Gekleed in witte kledij (zie foto Garderobe-1, midden): witte linnen lange broek, twee onderjurken in batist. Kleed in witte voile met kanten schouderstuk en mouwboorden. Hoedje in wit stro, vooraan met juweel (parel) en witte veer. Gouden uurwerk aan ketting. Hoge zwartlederen laarsjes met rode strik en veters. Schoudermanteltje in pels met witte lederen knopen, mof in hermelijn. Een zakdoekje met tulekant afgeboord.

Rouwkleding (zie foto Garderobe-1, links) bestaande uit: een zwartzijden onderjurk, een rok in in gaas met zijden boord, een zijden onderblouse, een blouse in gaas met kanten onderstuk.Verder een derrière in strikvorm, zijde, en een fluwelen hoedje met voile.

Ochtendjas in katoen en zijde, gevoerd met wit linnen, afgeboord met kanten kraag en passementlint. Reservepruik. Slaapmuts in batist met tulekant en binders. (zie foto Garderobe-1, rechts).

Jas in grijze wol, opgezette zakken, kap en zes zwarte knopen (zie foto Garderobe-2, links).

Een doordeweekse jurk in paars en wit gestreepte batist (zie foto Garderobe-2, midden) met sleepje, binders en witte knopen; schoentjes met bruin zijden lint afgeboord.

Avondjurk in roze zijde met bloemenguirlandes bedrukt. Versierd met lendengordel (strik vooraan en twee opgelegde rozetten); op het kleed zijden banden en drie rozetten. Mof uit hermelijn. (zie foto Garderobe-2, rechts).

Lichte zomerjurk met hesje (zie foto Garderobe-3, midden).

Pelerine in zwart laken, met zwarte glazen parels afgezet en een mantilla in zwarte zijde, afgeboord met franjes (zie foto Garderobe-3, rechts).

 

Garderobe-1
(klik op de foto voor een vergroting)

Originele opbergdoosjes voor moffen en manteltje (zie foto Garderobe-3, links).

* * * * *

De damesachtige poppen, die in deze periode gemaakt werden, en hun glamoureuze kleding kunnen met de dames uit die tijd vergeleken worden. Zelfs de accessoires en poppenkoffers nemen ons mee terug naar hun leefwereld. Ze zijn vervaardigd in een periode waarin perfectie van de stiel belangrijker was dan de gespendeerde tijd.

We schetsen even de cultuurhistorische context: In 1848 wordt Napoleon III tot president uitgeroepen en hij ziet zijn kans schoon om het keizerrijk te herstellen. Toch blijkt hij een charlaton en een onbekwaam heerser te zijn.

Wanneer hij in 1852 trouwt met de Spaanse gravin Eugénie is het schouwspel compleet. Zij regisseert operettes, bals, recepties en theatervoorstellingen. Overal waar men kijkt ziet men uniformen met gouden tressen en wijde hoepelrokken.

Alle ogen zijn gericht op Frankrijk, want daar gebeurt het allemaal… De tweede helft van de 19e eeuw is de tijd van het zich sterk ontplooiende, vrije en ongebonden kapitalisme. De Europese bourgeoisie is er rotsvast van overtuigd dat de fabelachtige groei van wetenschap en techniek de mensheid beter en gelukkiger zal maken. In de kunst is er het ‘realisme’ met daaropvolgend het ‘impressionisme’.

Twee gebeurtenissen zetten in deze periode hun stempel op de kleding en het kleedgedrag.

 

Garderobe-2
(klik op de foto voor een vergroting)


Enerzijds is er het ontstaan van de ‘haute couture’ met modeontwerper Charles Worth. Anderzijds bevordert de uitvinding van de naaimachine de ontwikkeling van een grote mode-industrie. Ook papieren patronen zijn een welkome uitvinding. Hierdoor wordt de minder bedeelde vrouw in staat gesteld zelf kleding te maken. De vrouw die het zich kan permitteren heeft een huisnaaister. Voor alles komt in deze periode de welvaart tot uiting in de kleding.

 

Heel lang is katoen een zeer geliefd materiaal geweest, maar vanaf het einde van de jaren 1840 wint zijde opnieuw aan populariteit. Alle mogelijke soorten zijn in de mode: satijn, tafzijde, ribzijde, brokaat, moiré en nog veel meer. Wol en katoen worden nog steeds gedragen, maar met zijde is men zowel overdag als ’s avonds pas echt chique en gedistingeerd.

Garderobe-3
(klik op de foto voor een vergroting)


Door de uitvinding van de anilineverf verandert het kledingstuk drastisch. Voorheen gebruikte men alleen natuurlijke verfstoffen die een overwegend rustige tint hadden. Nu gebruikt men ook felle kleuren en zeker een andere kleur voor het japonlijfje dan voor de rok. Er komt meer variatie.

De rok blijft tot de jaren negentig behalve het meest opvallende kledingstuk ook het meest veranderende onderdeel van de kledij.

De rok is in de jaren 1840 steeds wijder geworden en daarmee neemt het aantal onderrokken toe. De met paardenhaar verstevigde onderrok die men eraan heeft toegevoegd heet ‘crinoline’, naar het Franse woord voor paardenhaar ‘crin’. Hij wordt over een corset gedragen, al zit het in die periode niet zo strak. De mouwen worden smaller. In tegenstelling tot de kleding van alledag draagt men gedurende de hele eeuw gedecolleteerde avondkleding met korte mouwen.

Heel de 19e eeuw speelt de rok een grote rol en verandert van rond naar ovaal met het accent naar achteren. In sommige periodes leken de dames op een rusteloze ballon. Er kwamen ook stalen hoepels bij te pas zodat de vrouw erg ongenaakbaar leek, al was dit maar loze schijn. Omstreeks 1865 verandert de rok van model. In de achterste rokhelft werd zeer veel stof verwerkt die uitliep op een sleep. Toen rond 1870 ook de halve crinoline verdween, werd al deze stof in draperieën opgenomen en ontstond de eerste ‘tournure’.

 

Vóór 1870 waren er de mof, reukflesjes, visite- of balboekjes, horloges aan koord, mitaines, kleine pareltjes, sieraden van agaat, bloedkoraal, email en ijzer, waaiers. In de periode 1870 tot 1878 kwamen er de parasols bij en witte en kanten handschoenen. De enige verandering vóór 1900 is dan nog het gebruik om sets van kettingen, oorhangers en armbanden te dragen.

Er wordt een schoonheidsideaal gepredikt dat heel sterk in de pop wordt uitgedrukt. De modellen op gravures van die tijd hebben allemaal grote ogen, een witte huid en een klein kriekenmondje, een sierlijke gezichtsvorm en een klein neusje. In de uitdrukking van de pop worden theatrale bewegingen voorgesteld waar men zich aan spiegelt.

Of hoe zulke poppen een ideaal suggereerden.

Wil je nog even genieten van deze broze schoonheid, dan kan je altijd in het museum terecht. Elke zondag van 14 tot 17u.

Herwerkte tekst naar Agnes Dehandschutter en Griet Kockelkoren, in het Informatieblad van de gemeente Kontich, januari 2003; foto’s: Kring voor Heemkunde, Kontich.

(*) Griet Kockelkoren is nu conservator-restaurator van textiel. Ze is docent aan de Artesis Hogeschool en conservator-restaurator van textiel bij het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel. Ze is eveneens stafmedewerker behoud en beheer bij FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. 

Zoeken in onze website

Updated: 27/03/2017 © 2003-2017 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden