HET MUSEUM VOOR
HEEM- EN OUDHEIDKUNDE
STELT VOOR...

 

Muurankers uit 1861 in de zijgevel van de Eikenhoeve

Je kan op de Groeningenlei het kasseiwegje inslaan naar de ingang van het kasteel Groeningen. Wie daar echter koppig rechtdoor blijft wandelen op het deels geasfalteerde straatje, komt onderweg voorbij de oprijlaan van een melkveebedrijf, zoals het bijhorend bord ons leert. Wie even een kijkje neemt tot voor het woonhuis Kontichhof 11, ziet boven de deur een arduinen naamsteen met Eikenhoeve hangen.

Alfons Hoefkens en zijn echtgenote Marleen De Voegt baten sinds 1 april 1991 deze boerderij met een bedrijfsoppervlakte van ongeveer 60 hectaren uit. Zij zijn de derde generatie Hoefkens op deze hoeve (1933-2011). Een boerderij runnen is vandaag helemaal geen sinecure en lijkt voor een buitenstaander af en toe op een overlevingstocht.

Een jaarlijks wisselend teeltplan vermeldt voor dit jaar ongeveer 32 ha maai- en graasweiden, 20 ha maïs, 6 ha voedertarwe en 2 ha voederbiet.

Met dit alles kan de boer een heel jaar lang zijn zeventig melkkoeien en tientallen kalveren voederen. Het vee vormt dan ook de trots van boer en gezin. Op veeprijskampen alom kennen ze hun kwaliteitskoeien.

Alfons verraste vriend en collega op het jaarfeest van het Veekwekerssyndicaat in 2002. Hij bracht toen zijn melkkoe Ferry 1ET feestelijk in de Magdalenazaal binnen. Een productie van 100 000 liter melk is voorwaar geen alledaagse gebeurtenis en Luc Blommaerts spreekt er zelfs een feestrede over uit.

In 2006 doen Alfons en echtgenote Marleen het nog eens over in het Berkenhof bij de viering van hun Belgische kampioen Florian in de categorie gekalfde vaarzen. Ook Alleitje verdient dan een even grote pluim als algemeen kampioen op de eerste Vlaamse Koeparade.

De muurankers als getuigen

Maar hoe zit het nu met de naamgeving? Is die hoeve echt honderdvijftig jaar oud, even oud als de muurankers verraden of is ze (veel) ouder? Hoe lang wordt de hoeve al bewoond door de familie Hoefkens? Zijn er ook andere pachters van vroeger bekend? Met al die vragen in het achterhoofd zoeken we de bedrijfsleider op.

Landbouwer Alfons Hoefkens vertelt dat de naam Eikenhoeve van zeer recente datum is, afkomstig van een groepje eiken bij de toegangsweg naar de boerderij. Helaas zijn er van de oorspronkelijke vier al twee gesneuveld. De naamgeving wordt dan nog eens geaccentueerd na een actie van de Landelijke Gilde rond 1960.

Hij herinnert zich zijn hoeve als de Kleiputhoeve, een veel oudere benaming. Dit toponiem is echter nergens terug te vinden in de Toponymie van Kontich en Lint. Wel vinden we op diezelfde plaats een veel oudere benaming, namelijk de hoeve het Geleeg, opgetrokken aan de doodlopende Geleeglei.

Deze namen verwijzen vanzelfsprekend naar de klei die er in de buurt dagzoomt en nauwelijks bedekt is met een meter kwartaire leem- en zandlagen. Deze kleilaag wordt al ontgonnen in de 17e eeuw, vlakbij de boerderij. Er worden bakstenen mee gevormd en gebakken, zij het voor eigen gebruik.

Ook verderop, in de Pierstraat, zal in de 19e eeuw en in de Keizershoek in de 20e eeuw klei worden gewonnen en stenen gebakken, op industriële wijze dan wel.

Bij de hoeve vinden we de toponiemen Geleegput en Weide aan de put geprangd tussen twee percelen, het Laag Bos en het Hoog Bos, vandaag als landbouwgrond ontgonnen.

Hoeve Het Geleeg of de Eikenhoeve (onderaan) nabij kasteel Groeningenhof

Van Passen (1988)  trof in het archief op het kasteel Groeningen de oudste attestatie van deze namen aan. In 1666 is er inderdaad al sprake van een geleegh.  Ook op een plan van 1692 uit het Algemeen Rijksarchief is sprake van een grote en een kleine kleiput achter deze hoeve. En  in 1705 duikt een interessant huurcontract op dat de kasteelheer, op dat moment Franco-y-Feo, afsluit met de toenmalige pachter:

… voordien is alsnoch conditie dat by soo verre den heere verhuerdere steen wilde doen backen, dat den huerlinck het selve sal moeten gedooghen sonder tegenseggen, ende daer toe laeten ghebruycken de noodighe plaetse soo om den steen aff te draghen, vormen ende hoven te maken steen ende handt te meytsen…Item sal den huerlinck noch moeten gedooghen dat by soo verre den heere verhuerder de groote grachte wilde voortsghraven ghelyck de selve tusschen de bosschen naar de steenputten is begost, hetselve zal moeten geschieden mits aen den buyerlinck vergoeden de schade.

De afgegraven kleilagen, nog altijd zichtbaar in het landschap

De volksmond vertelt dat alle hoeven van Groeningen oorspronkelijk opgetrokken worden met ter plaatse gebakken steen. En mogelijk is die "groote grachte" waarvan sprake de Grebbe, een winterloop op de grens met Aartselaar.

Volgens de huidige landbouwer is er in de bouwstijl van de boerderijen rond het kasteel een evolutie te herkennen. De oudste hoeven zijn volledig in baksteen opgetrokken zonder versiering. De Eikenhoeve echter draagt rondom onderaan blauwe hardsteen, wat wijst op meer welstand en mogelijk op renovatiewerken, misschien wel in 1861. Verbouwingen zijn ook te herkennen in de schuur waar duidelijk een kleiner bouwwerk werd opgetrokken en uitgebreid terwijl het oorspronkelijke dakgebinte werd geïntegreerd in de huidige schuuropbouw.

 
De oorspronkelijke schuur als onderdeel van de grote verbouwing

Gelijkaardige arduinen stenen als die van de Eikenhoeve treffen we aan bij de voormalige hoeve De Weerdt. De voormalige hoeve Willemen, in het park aan de achterzijde van het kasteel is dan weer aan de witte zandstenen deur- en vensterlijsten te herkennen.

Grootvader Alfons Hoefkens uit Keerbergen en  Anna Roofthooft van Heist-op-den-Berg trouwen in Booischot in 1922. Ze komen in 1927 op een doening terecht aan de rand van het Molenbos, grens Kontich-Edegem, waarschijnlijk het huis van de jachtwachter-opziener, gekend als Groeningenlei 44. Vanaf 1933 kunnen ze met hun vijf kinderen naar de grotere Eikenhoeve verhuizen en dat in volle crisistijd! Het pachtcontract spreekt van een oppervlakte van 16 ha en 51 are en 10 centiare. Nog drie kinderen zien het levenslicht op dit nieuwe adres Kontichhof 11.

Vader August Hoefkens, oudste zoon na vijf opeenvolgende meisjes in het gezin Hoefkens-Roofthooft, geeft zijn jawoord aan Josée Hermans in Boechout (1959) en kan de pacht overnemen, terwijl Fons en Anna naar de Groeningenlei verhuizen.

Teruggaan in de tijd levert niet alleen een hele rij pachters op maar ook een aantal genealogische gegevens en familienamen die in het Kontichse en omstreken zeker hier en daar een belletje doen rinkelen. We gaan chronologisch terug in de tijd:

Familie Petrus Gummarus Dillen – Julia Peeters (1916-1933)
Zij trouwen in Kontich in 1912 en na een ommetje van vier jaar in Schelle nemen zij hun intrek in de hoeve in volle oorlogstijd, adres Kontichhof 15. Ze hebben dan al drie kinderen. De Eikenhoeve werkt inspirerend, er zullen er nog elf volgen. De bekendste spruit is in Kontich Margarita Dillen, geboren op de hoeve in 1923. Zij zal later met Guillaume Scheers in Edegem trouwen (1949) en een tuindersdynastie opstarten in de Pierstraat. In 1933 verlaat het echtpaar Dillen-Peeters de Eikenhoeve en verhuist van Kontich naar de Drie-Eikenstraat in Edegem.

Familie Victor Van Dyck – Isabella Maria Vermeylen (1899-1916)
Het echtpaar Van Dyck-Vermeylen komt vanuit Booischot op de hoeve wonen in 1899. Het adres is dan Pannenbossen 344 en later Kontichhof 11. Hun acht kinderen worden geboren in Booischot (1), Heist-op-den-Berg (5) en terug Booischot (2).  Ze beëindigen hun pachtcontract in 1916 en verhuizen dan naar de Hoevelei in Aartselaar.

Familie Joannes Franciscus Tuyteleers – Joanna Catharina Hofmans (1876-1899)
Deze Waarlose dienstknecht trouwt met een dienstmeid uit Onze-Lieve-Vrouw-Waver in Waarloos (1868). Ze blijven nog even in Waarloos wonen tot in 1876 de kans zich aandient om te verhuizen naar Pannenbossen 207, de Eikenhoeve. Ook vader Joannes Gummarus Tuyteleers een weduwnaar, verhuist mee naar de boerderij. Het gezin heeft één dochter, Anna Maria. Die zal later trouwen met ene Jan Baptist Ceuppens uit Reet en op de hoeve komen wonen terwijl haar ouders een huis in de Pierstraat zullen betrekken.

Algemeen zicht op de boerderij

Familie Petrus Josephus Gommarus Van Deyck – Anna Maria Huysmans (1874 – 1876)
Deze echtelieden komen op de hoeve wonen in 1874. Hun aanwezigheid is echter van korte duur vermits ze twee jaar later al verhuizen naar Aartselaar, samen met hun vier kinderen. De reden van dit kortstondig verblijf valt niet te achterhalen.

Familie Guilielmus Vereycken – Joanna Catharina De Weerdt (1861 – 1874)
Guilielmus is geboortig van Aartselaar, Joanna van Schelle waar ze trouwen in 1861. Een dag later wonen ze al in de hoeve dan met als adres Pannenbossen 178. Hun drie kinderen worden er geboren, van wie de zevenjarige dochter overlijdt. Het gezin verhuist dan in 1874, maar blijft wel in de buurt wonen, Pannenbossen 177. Pachter Guilielmus overlijdt al in 1877 maar dan in Pannenbossen 206 en echtgenote Joanna Catharina in 1904, op Kontichhof 13. Gaat het hier telkens over dezelfde hoeve? 

Families Jacobus Van de Wouwer – Geens en Petrus Franciscus Van de Wouwer – Vervoort (18..-1861)
Wanneer deze familie de boerderij betrekt is niet precies te achterhalen, wel dat de Van de Wouwers twee generaties lang in de hoeve hebben gewoond. Jacobus komt uit Kontich en trouwt in Duffel (1801) met Anna Maria Geens uit Rijmenam. Ze krijgen vijf kinderen. De zoon Petrus Franciscus, het jongste kind, trouwt op 38-jarige leeftijd in Kontich (1853) met de veertigjarige Anna Catharina Vervoort uit Kontich. Zijn oudere broer Franciscus komt nog een tijdje op de hoeve inwonen en meewerken en trekt dan naar het Gasthuis  in de Drabstraat waar hij snel daarna overlijdt (1853). De jongere zus van de boerin, Maria Elisabeth, wordt als dienstbode ook op de hoeve vermeld. Moeder Anna Catharina Vervoort zelf overlijdt al in 1859 op de hoeve, Pannenbosch 130. Ook Maria Elisabeth Vervoort trekt naar hetzelfde Gasthuis en overlijdt er in 1881. Vader Petrus Franciscus maakt dezelfde verhuis en sterft er in 1899.

We kunnen ons de vraag stellen of Petrus Franciscus en zijn schoonzus Maria Elisabeth er na 1859 nog twee jaar blijven wonen en werken? Of maakte de eigenaar van de leegstand gebruik om de hoeve te verbouwen en van meer comfort te voorzien voor nieuwe, jonge bewoners? Feit is dat op 24 juli 1861 een pas gehuwd paartje (Vereycken-De Weerdt) de boerderij betrekt. Het jaartal 1861 zit ook verankerd in de zijgevel, mogelijk dus een ‘vereeuwiging’ van de renovatie door middel van muurankers.
   
De hoeve Het Geleeg, of zoals vandaag genoemd de Eikenhoeve, heeft een lange en bewogen geschiedenis achter de rug, langer dan de honderdvijftig jaar, zichtbaar in haar muurankers doet vermoeden. Ook de vele adresveranderingen voor eenzelfde gebouw springen in het oog. De langere huurperioden wijzen dan weer op de gebruiken ten lande bij het ondertekenen van het pachtcontract.   

Meer gegevens over de genealogie van deze landbouwersgezinnen, heemkunde, volkskunde en archeologie in Kontich kan u vinden in ons museum, komen opzoeken in ons documentatiecentrum, Duivenstraat 22 of opvragen in het gemeentelijk archief. U kan er ook over lezen in ons tijdschrift Reineringen. Inlichtingen: www.museum.kontich.be en contact via reineringen@gmail.com.  

Leo Van linden en Paul Wyckmans

VAN PASSEN R., Toponymie van Kontich en Lint, Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1962, 665 blz., nrs. 607-670-671-672
VAN PASSEN R., Geschiedenis van Kontich, Gemeentebestuur van Kontich, 2de druk, 1988, 996 blz., p. 9 en 753-755
VAN LINDEN L., Kontichhof 11, Geschiedenis van de pachters, onuitgegeven manuscript, 2011

Uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, november 2011.

En vind HIER de lijst van alle heemkundige "Sprokkels" over Kontich-Waarloos.

Zoeken in onze website


Created: 01/11/2011
© 2003 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden