aHET MUSEUM VOOR
aHEEM- EN OUDHEIDKUNDE
aSTELT VOOR ...

 

DRIEKONINGEN GEWIKT EN GEWOGEN

Blijkbaar is het fenomeen Driekoningen - alhoewel nooit helemaal verdwenen - aan een terugval begonnen. Spijtig, maar het is niet anders. De dagen rond 6 januari werd vroeger mijn voordeur zowat platgelopen door vogels van zeer diverse pluimage. Minstens vijftien groepjes testten de kwaliteit van mijn deurbel. Trouwens, ook mijn kinderen deden - of liever: kregen - hun duit in het zakje. De laatste jaren kreeg ik echter nog maar sporadisch van die vreemde vogels aan de deur.

Bij het zien van al dat kleurrijks heb ik eens - tijdens de hoogdagen van het driekoningenzingen - geprobeerd om de koningen in verschillende categorieën onder te brengen. Eigenlijk was het niet eens zo moeilijk als men maar over de randgevallen heen wil stappen.

De eerste groep is die van de poenpakkers.

Voor hen staat maar één ding centraal: hoe kan ik zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld verdienen. Daarvoor gebruiken ze soms een rechttoe rechtaan aanpak. De poppetjes van hun ogen waarin ik $-tekens meende te onderscheiden, lijken wel te zeggen: ''Voor ons geen snoep, da's toch niet gezond en bovendien catastrofaal voor de tanden. We hebben liever wat geld."
Dit getuigt van een verregaande handelsgeest, maar niet van goede smaak. Dat is althans mijn idee. Deze mensen krijgen dan ook van mij (bijna) altijd nul op het rekest. lk hou absoluut niet van dit utilitaire gedoe. Gelukkig staan deze magi nog altijd onderaan de lijst van de bezoekende groepen.
Maar ze staan wel met stip.

Een tweede groep is onderverdeeld in twee subcategorieën. Je hebt de feestneuzen en de zangers.

Laten we eerst groep 2 a onder de loep nemen: de feestneuzen.

Je hebt kinderen die dol zijn op verkleedpartijen en daar bij elke gelegenheid graag aan toegeven. Epifanie (zoals deze feestdag in de liturgische kalender staat genoteerd) is zo'n moment en dus worden de schminkpotten graag en overdadig bovengehaald.
Deze koningen (en misschien wel vooral koninginnen, op het gevaar af voor een seksist te worden uitgescholden), deze koningen hebben maar één ambitie: zich zo onherkenbaar mogelijk maken. Het zingen is vaak ondergeschikt aan de présence. Ze neuzelen dan ook vlug wat zinnetjes bij elkaar en willen vooral worden bewonderd . Ze hopen ook nog dat je op het einde van hun aarzelende bijna-liedje zult vragen wie er nu wel onder die vermomming schuilgaat.
Heel vaak hebben ze van buitenaf (in de vorm van een helpende moederhand) hulp gekregen. Ze lijken ook niet altijd op een koning, maar ze zien er meestal wel beeldig uit. Gezien worden, dat is hun motief. Maar je zou bij god je eigen kinderen niet meer herkennen.

Onder de groep 2 b gaan de zangers schuil.

Je hebt kinderen die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zingen. Een zonnetje in huis, zeggen de buitenstaanders dan altijd. Maar soms is trop inderdaad te veel. Ook voor deze kinderen is 6 januari een gedroomde kans en een fantastische uitlaat. Ze kunnen nu eindelijk voor een ander publiek zingen dat hen niet onmiddellijk naar hun (slaap)kamer jaagt. En ze worden er nog voor betaald ook. Echte verkleedpartijen hoeven voor deze heilige mannen en vrouwen niet. Ze komen zingen en willen dat dan ook geweten hebben. Driekoningenliedjes zijn vaak een dekmantel voor een repertorium dat recht naar (vergankelijke) VTM-glorie moet leiden.
Deze kinderen vragen dan ook bijna altijd of de (verplichte) klant het mooi vond. Maar vaak heb je dezelfde kinderen tijdens de zomermaanden in je tuin al een playbacknummer of een karaoke-opvoering zien weggeven, zodat je perfect wist wat er te gebeuren stond.
Alleen hebben ze in de zomer iets minder kleren aan. En ook de toehoorder zit liever in de zon dan dat hij aan een tochtige januarideur naar een vermoedelijk driekoningenliedje luistert.

De groepen die tot nu toe de revue zijn gepasseerd, vinden het overigens allemaal jammer dat het maar één keer per jaar Driekoningen is. Voor hen zou het minstens elke week mogen. Voor onze laatste groep is dat duidelijk niet het geval. Onze derde groep is een authentieke groep, dit zijn de werkelijke koningen.

Ze kleden zich stijlvol en royaal. Ze hebben een ster die moet kunnen draaien. En ze hebben een repertorium van Driekoningenliedjes om u tegen te zeggen. Ze zingen niet enkel het obligate: Er waren Driekoningen met ene ster, er waren ...
Nee, bijlange niet. Ze zoeken elk jaar (dat ze nog niet te oud en/of te trots zijn om mee te trekken) een nieuw lied. En ze brengen alles met overtuiging. En je kunt aan hen ook je cent of je gift (in natura) kwijt zonder dat hun ogen priemend in je gevende hand branden. Ze zijn zelfs bereid om een mooi liedje nog eens te zingen. Dit staat in schril contrast met de poenpakkers die het zelfs aandurven een liedje halverwege af te breken wanneer je hen een kleverige cent geeft. Time is money, weet je wel.

Omwille van deze laatste groep vind ik dat het driekoningenzingen als volkskundige traditie - ook bij een steeds verder schrijdende secularisering - in zwang moet blijven. Het is een mooi beeld en het roept herinneringen op aan de eigen kinderjaren. Pure nostalgie dus.

Sinds enkele jaren is er nog een verandering opgetreden.
Voor het eerst kreeg ik ook koningen met een andere culturele achtergrond aan de deur. De jongens - er waren inderdaad geen meisjes bij - hadden best moeite gedaan om zich te verkleden. En hun - weliswaar aarzelend - liedje klonk mij oprecht in de oren. Een driekoningenliedje is voor deze jonge gasten niet echt een vanzelfsprekendheid. Zelfs al spreken ze verder even goed Verkavelingsvlaams als uw en mijn kinderen. Nee, ik vond hun optreden best geslaagd. En ik heb hen ook navenant beloond.

Omwille van die kinderen vond ik het toen ook zeer vreemd toen ik 's avonds een dorpsgenoot tegen onze koningskinderen met andere culturele achtergrond hoorde fulmineren. Ook hij had ze blijkbaar aan de deur gehad. Maar hij had ze wel diezelfde deur gewezen voor ze de kans hadden gekregen hun liedje te zingen en nadat hij hen eens flink de levieten (of iets uit de koran) had gelezen. Het is toch ongehoord dat ma.... ook al Driekoningen zingen, bleef hij maar herhalen. Wat hebben die mensen daar nu mee te maken? En hij gaf er ons gratis zijn verdere mening bij. Die vreemde luizen komen toch alleen maar spioneren of je thuis bent en wat je allemaal in je woning hebt staan. En binnen de kortste keren wordt er dan bij je ingebroken. Als ze - het waren nota bene kinderen van 8-9 jaar - gemakkelijk geld kunnen oprapen, zijn ze er overal en altijd bij. Maar werken, ho maar.

Bij zoveel domheid bleef (en blijf) ik sprakeloos. Want zeg nu eerlijk, tegen zo'n drogredenen kun je toch niet op. Het is boter aan de galg. Bijna dagelijks wordt er moord en brand geschreeuwd i.v.m. onze gasten, immigranten uit alle delen van de wereld. Hen wordt voortdurend een gebrek aan integratie verweten. En ze willen onze taal niet leren. Door gettovorming krijgen we kleine entiteiten die geen uitstaans (zouden) hebben met de rest van het (eigen) volk (eerst). Enfin we kennen de verzuchtingen.

Toch vraag ik me nog altijd af waarom deze kinderen het recht niet zouden hebben om Driekoningen te gaan zingen. Het is in ieder geval een stap naar integratie. En er zijn nog andere redenen te bedenken. Zelfs redenen die voor de volkskunde enig belang hebben.

Bijvoorbeeld de afkomst van de koningen. Voor zover ik weet, is geen enkele koning van Vlaamse of zelfs nog maar van Germaanse of Keltische oorsprong. De Romaanse volkeren kunnen ze evenmin opeisen.

In verschillende bronnen heb ik tevergeefs naar een West-Europese oorsprong gezocht. Trouwens één van de koningen is zelfs zwart en het Handwörterbuch des deutschen Aberglaubens (het Europese standaardwerk i.v.m. volkskundige begrippen) heeft zelfs weet van twee zwarte, slechts Balthasar zou wit en eventueel van vage Europese afkomst zijn. Maar in sommige liedjes wordt zelfs expliciet vermeld dat ze uit het Oosten komen en bij mijn weten liggen wij niet ten oosten van Bethlehem, nog niet eens bijkans. Met andere woorden Gaspar, Melchior en Balthasar zijn zelf vreemdelingen, immigranten, gastarbeiders in ons land. In dat geval zouden onze vriendjes zelfs nog meer aanspraak kunnen maken op de rol van koning. Het is dus zelfs zeer waarschijnlijk dat onze wijzen niet eens aanspraak kunnen maken op het burgerschap van de Europese Unie zodat zelfs de open grenzen hen niet kunnen helpen, ook al ligt hun gebeente in de dom van Keulen begraven.

Voor mij heeft dit verhaal slechts één moraal.

Laat de Driekoningen de Driekoningen zijn. En kijk niet onder het kleed van de vorsten om te kijken waar ze vandaan komen. Ze komen van heind' en ze komen van ver. Ze zingen het zelf en dat moet volstaan. Laat het voor ons voldoende zijn dat er weer een nieuw facet wordt toegevoegd aan een feest dat reeds een eeuwenlange traditie heeft. Het kan de starheid van sommige gebruiken een nieuw elan geven.

Paul Catteeuw

HOME

Created: 24/01/2010
© 2003 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden